Taalverhaal |
vrijdag 14 november 2008 | |
Vrijdag 14 november 2008 Het is half vier in de middag. De achterdeur gaat open en Rik, Bart en Sam stommelen binnen. De jassen worden op de grond gegooid, schoenen vliegen door de lucht en de schooltassen ploffen op de vloer. In een ruk lopen ze door naar de kamer. De een kruipt meteen achter de pc, een ander gaat gehaast zijn klaargezette limonade op staan drinken en nummer drie geeft luidkeels blijk van het feit dat de koek van de dag hem niet aan staat. Ineke komt net van boven en zegt: 'Als jullie nu eerst eens je jassen, tassen en schoenen gaan opruimen en daarna pas drinken, computeren en mopperen?' Geen antwoord. 'Hallo!' roept ze, 'Horen jullie wat ik zeg?' Verbaasd kijken ze op. 'Hoezo? Zei u dan wat?' Het is ouderavond op de Koningin Beatrix School in Berkel en Rodenrijs. Met vijf man en vijfendertig vrouw niet echt druk bezocht, maar voldoende om het gezellig te laten zijn. Het gaat over taalonderwijs. Over coöperatief leren. Niet meer de meester of juf die zijn of haar kennis overdraagt en een klas die zit te luisteren, maar interactie. Geen klas verdeelt in groepjes maar teams die met elkaar de taalperikelen te lijf gaan. Krachtig. Met elan. Frank Coert weet het mooi te vertellen. Hij is van Onderwijs Advies en hij begeleidt de school in het lesgeven. Vurig is zijn pleidooi voor coöperatief onderwijs. Hij wijst de aanwezige ouders op het belang van het samen bezig zijn. Na drie minuten ziet hij de aandacht al verflauwen en daarom krijgt iedereen de opdracht om samen met zijn buurman de punten die hij zojuist heeft genoemd aan de ander te vertellen. Om de beurt. Mijn buurvrouw weet er nog één. Ik schaam me diep... Ik kan niets noemen. Slik. En daarom is het zo belangrijk, zegt Coert, om in je les zulke momenten in te bouwen. Laat de kinderen met elkaar delen wat ze zojuist hebben gehoord. Dan voorkom je dat het het ene oor in en het andere direct weer uit gaat. Bovendien leer je zo met elkaar te delen. Praten, vriendelijk zijn, elkaar bedanken. Volgende oefening. We moeten opstaan en door elkaar gaan lopen. Als Coert zijn hand opsteekt is het stil. We moeten de dichtsbijzijnde persoon aanspreken en in een minuut tijd aan elkaar vertellen wat we nog weten van ons taalonderwijs vroeger. O ja, en degene die het langste haar heeft mag beginnen... Meester Arie Sonneveld voelt zich direct de schlemiel van de avond. Na de pauze worden we getrakteerd op een miniles. Hans Ellens geeft zijn twee groepen het boek Taalverhaal voor groep 8. Met elkaar sprekend op 'buurmantoon' (half fluisterend zodat de andere groep er geen last van heeft) moeten we op een plattegrond van een kasteel een weg beschrijven naar een toren waar een woordenboek ligt. In de groep, pardon, het team worden de taken verdeeld. Er is een uitdeler, een voorzitter, een verslaglegger en een tijdbewaker. En zo maken we ons spelenderwijs de verschillende taalbegrippen eigen. Op de trap, naar beneden, door de deur, langs de vaas weer omhoog, enz. Het is duidelijk: De jeugd van tegenwoordig leert op school om met elkaar te communiceren. Iedereen komt aan de beurt. Geen haantje de voorste maar allemaal een taak en dan ook nog eens roulerend. Geen duf en saai verhaal aanhoren maar actief meedoen en elkaar vertellen waarom en wat op welke manier. En ze leren daarbij ook nog eens luisteren. Dat belooft wat! Nooit meer hoeven vragen of ze wel gehoord hebben wat je hen vroeg! Wanneer gaan ze op school eigenlijk aandacht besteden aan het opruimen van je spullen? |