Geloofsopvoeding |
donderdag 04 december 2008 | |
Donderdag 4 december 2008 En dan zit je opeens met z'n tienen te praten over geloofsopvoeding. Waar je als ouders tegen aan loopt als je je kinderen de weg van God wilt wijzen in hun leven. Dat je niet voor jezelf leeft hier op aarde, maar dat je er bent om de Here te dienen met alles wat je doet. Niet op zondag naar de kerk en de rest van de week lang leve de lol, maar elke dag kind van God zijn. 'Niets verheugt mij meer dan te horen dat mijn kinderen de weg van de waarheid volgen.' Deze tekst schoot me te binnen naar aanleiding van diezelfde groepsbespreking. Want ik had zelf ook gezegd dat een van de grootste zorgen in mijn leven is of onze kinderen de Here wel blijven dienen. Als ze jong zijn, dan gaat dat vanzelf. Zoals een moeder opmerkte over haar peuterdochtertje: Voor haar is God alles! Maar had ook de inleidster al niet gezegd dat het kritische punt zo rond de 18 - 20 jaar ligt? Dat is de leeftijd waarop jongeren voor de vraag komen te staan of alles wat ze gehoord hebben over God van hun ouders en in de kerk wel voor hen van toepassing is. Wil ik dat? Het is de leeftijd waarop je voor de vraag komt te staan: Ga ik nu zelf ook 'ja' zeggen op wat God mij heeft beloofd bij mijn doop? Geloof ik wel dat er een God is? Wil ik belijdenis doen? Erken ik dat ik zelf een zondig mens ben en dat ik van mijn zonde verlost moet worden door Jezus? Want dat houdt ook in dat geloven niet alleen iets is van de zondag, maar inderdaad van élke dag. En dat God dus ook te maken heeft met hoe ik me gedraag, op school, thuis, bij vrienden en als ik uit ga. Ik weet dat dit sommige jongeren ook ervan weerhoudt om belijdenis van hun geloof af te leggen. Omdat ze nog even willen genieten van hun jeugd. Even nog doen waar je zelf zin in hebt. Geen God die jou beperkingen op legt in je doen en laten. Zelf uitmaken hoe laat je thuis komt op zaterdagavond (nacht) en of je dan in staat bent om naar de kerk te gaan 's morgens zien we dan wel weer... Of en hoeveel je rookt, drinkt of 'gebruikt'. Op zo'n gemeenteavond blijkt dat je over zulke zaken prima met elkaar kunt doorspreken. Het voorziet duidelijk ook in een behoefte. Want iedereen heeft te maken met opvoedingsvragen. Hoe leef je het je kinderen voor? Wat zeg je wel, wat zeg je niet? Wat zijn slakken waarop je geen zout hoeft te leggen? Hoe zit het met je eigen leven voor de Here? De inleidster van het Steunpunt Gemeenteopbouw was er duidelijk over: In deze tijd lijkt tolerant-zijn liefdevol. Als jíj je er gelukkig bij voelt dan ga ík er niets van zeggen. Maar als je in God gelooft dan werkt het zo niet. Want de Here heeft ons een Bijbel gegeven waarin staat hoe Hij gediend wil worden. En daarin lezen we over Jezus Christus die dat ook daadwerkelijk deed. God liefhebben en je naaste. Niet egoistisch zijn, maar jezelf in dienst stellen van de ander. Denk aan de barmhartige Samaritaan. Zonde ook gewoon zonde blijven noemen. TV-programma's die een loopje nemen met God en Zijn geboden ook gewoon maar niet aan zetten. Als je kind om een tandartsbriefje vraagt voor de concierge omdat het zijn tijd heeft verslapen toch maar geen briefje meegeven. Als hij of zij vraagt om midden in de nacht thuis te mogen komen, toch maar niet toestemmen en erop wijzen dat fris in de kerk zitten belangrijker is. Dat levert misschien op dat moment een kwaaie kop op, maar het voorbeeld uit het begin bewijst dat jongeren ook tot bezinning kunnen komen. Een paar uur later soms. Misschien duurt het een week of langer. Misschien zeggen ze het pas over twintig jaar: Mijn ouders stonden tenminste ergens voor. Als het maar steeds duidelijk is dat het je ook als ouders erom gaat dat je de Here wilt volgen. Lees ook Hebreeën 12 er eens op na. Daar gaat het over berispt worden. Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar op den duur plukt wie erdoor gevormd is er de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid. Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden, zodat een voet die gekneusd is niet verder ontwricht raakt, maar juist geneest. Niet elk randje grenst aan een afgrond. Je moet als ouder ook niet direct in een kramp schieten als je puber iets doet of zegt waar je niet blij mee bent. De beste predikanten (heb ik weleens gehoord) zijn vaak ook zij die zelf de grootste donderstenen waren vroeger . En je moet als ouder je kind z'n fouten ook gunnen: Je hebt ze zelf immers ook nodig gehad om te worden wie je nu bent. Maar als je kind werkelijk de rand van een afgrond op zoekt, wees dan ook resoluut: Tot hier toe en niet verder! Zoals de (jonge) inleidster zei: 'Kijk uit, gek!' |