(on)Bekend |
maandag 08 juni 2009 | |
Maandag 8 juni 2009 Het nadeel van regelmatig met een limerick in de krant staan is toch wel dat mensen je gaan herkennen. Op straat nog net niet, maar wel in de kerk. Mompel ik binnensmonds mijn naam bij het voorstellen, krijg je meteen 'ben je soms familie van...' te horen. Vaak haast ik me dan weg met een kleurende kop. Want u weet, in het middelpunt van de belangstelling staan is niets voor mij... Zo ook zaterdag tijdens een huwelijksjubileumfeest. En een aantal maanden geleden met een classisvergadering. Allemaal eerbiedwaardige broeders waarvan er een bij het horen van mijn naam zelf een limerick liet horen. Het was de enige die hij kende zei hij. Maar gelukkig ook, want ik durf hem hier niet te herhalen... Zo heb ik me vorig jaar tijdens een bijeenkomst die stond in het teken van 'missionair-kerk-zijn' laten uitdagen om over dat onderwerp een limerick te maken. Haastwerk natuurlijk want het moest klaar zijn in een paar minuten. Even een zwarte stift gepakt en daarmee m'n bedenksel op het aanwezige whiteboard geplaatst. Alleen, het was een verkeerde stift. Niet meer uit te wissen. En zo staat er nu al bijna een jaar in de kerkenraadskamer te lezen (zo ongeveer, want ik heb het niet helemaal meer paraat nu): Een kerk vol met mannen en vrouwen Sta ik gistermiddag voor de dienst met de gastpredikant te praten over van alles en nog wat. In die bewuste zaal. Hij was ook de dominee van mijn ouders geweest, een jaar of 15 geleden. Weet ze nog te herinneren. Goede herinneringen gelukkig. Toen hij mijn naam hoorde moest hij direct aan ze denken. Zelfs de meisjesnaam van mijn moeder kent hij nog en ook dat mijn vader toen zijn heup had gebroken staat hem nog helder voor de geest. Dan valt zijn oog op het whiteboard. 'Hé' zegt hij, 'Dat lijkt wel een soort van limerick! Maar dan klopt-ie toch niet helemaal, want die moet met een plaatsnaam op het eind van de eerste regel! Wist je dat?' vraagt hij, mij onderzoekend aankijkend. Ik houd me van de domme en zeg dat hij misschien wel gelijk heeft maar dat het volgens mij geen wet van Meden en Perzen is. 'Nou', zegt hij streng, 'volgens mij moet het wél. Ken je die van die kaasboer uit Gouda?' Ik beaam dat ik die ken, al kan ik hem op dat moment echt niet meer voor de geest halen. Maar ik vraag hem niets, want stel je voor dat het een schuine is... Vanmorgen toch maar even gegoogled op 'kaasboer Gouda'. En zie, daar is-tie. Mét een plaatsnaam. Ze rennen. Lopen doet hij niet. Maar het is wel een nette. Al staat-ie wel schuin. Er was eens een kaasboer uit Gouda |