Kunst |
maandag 16 maart 2015 | |
We zitten aan een lange tafel op hoge stoelen. M'n schoonouders, Ineke en ik met naast ons andere bezoekers. Vlakbij staat een reusachtige vaas met bloemen en takken. We proberen in te schatten of ze nep zijn. ‘Ja, dat zijn échte bloemen hoor!’ verzekert de serveerster die onze bestelling opneemt. ‘Voel maar!’ Het is zomaar een doordeweekse donderdag. Een planting is nog niet rijp genoeg, dus tijd om iets anders te doen. En dat komt heel goed uit, want juist deze weken is in het Rijksmuseum de expositie Late Rembrandt te zien. Werken die de schilder in de laatste jaren van zijn leven heeft gemaakt en die normaal gesproken verspreid zijn over het wereldrond. Maar nu, van februari tot en met mei, bijeen gebracht in Amsterdam. Denk nu niet dat er een groot kunstkenner of –liefhebber achter schrijver dezes schuil gaat. Het feit dat ik op 48-jarige leeftijd voor het eerst bewust oog in oog sta met de Nachtwacht spreekt boekdelen. En ook het Melkmeisje van Johannes Vermeer was mij tot nu toe alleen bekend van plaatjes. Nee, ik ben meer zo iemand van ‘dat moet je een keer gezien hebben’. Waarvan acte. Dat neemt niet weg dat ik geniet. Oké, niet als de fijnproever die alle ins en outs weet en herkent, maar wel als een bezoeker die voelt en ziet dat het om heel bijzondere schilderijen gaat. Hoe is het mogelijk dat iemand zó kan schilderen dat het levensecht lijkt? Dat geldt niet voor alles wat er hangt, maar wel voor veel. En wat ik nog het meest verbazend vind is de houdbaarheid van deze meesterwerken. Wij als tuinders zijn gewend dat onze producten na een paar weken tot maanden verdwijnen. Daarom produceren we steeds opnieuw. Maar deze schilderijen gaan eeuwen mee! En dan te bedenken dat Rembrandt er indertijd niet eens van kon leven. Hij ging failliet. De man moest eens weten dat je nu bij zijn werken over de hoofden kunt lopen! Want druk is het. We schuifelen in een rij langs de etsen, de pentekeningen, de doeken. Als je per ongeluk te dichtbij komt met je vinger (‘Kijk, moet je dít zien!’) dan levert dat een reprimande op van een suppoost. ‘Meneer! Wilt u afstand houden!’ Flitslicht is uit den boze. Het enige dat we mogen aanraken zijn de bloemen. In het restaurant. |