Economie |
maandag 04 mei 2015 | |
‘Eh, ja, meneer, ik bel u om te vragen of ik misschien wat bloemen van u kan krijgen. We hebben binnenkort een communiefeest in de kerk en dan willen we wat boeketten neerzetten. Wat hebt u eigenlijk voor bloemen?’ ‘Matricaria.’ ‘Huh?’ Ik probeer te omschrijven hoe ze eruit zien en vertel dat het ook wel kamille wordt genoemd. We spreken af dat ze een paar dagen voor het gebeuren een belletje geeft zodat ik ze klaar kan zetten. ‘Wil je een of twee emmers?’ Maar als ze hoort hoeveel stuks dat zijn: ‘Nee, dat is veel teveel! Doe maar vijftig bloemen. Dat is meer dan genoeg!’ Ook goed. Ze is niet de enige. Zo gaan er in september altijd een paar emmers naar de najaarsmarkt van de hervormde kerk. En de school van onze kinderen kan er ook altijd wel wat gebruiken voor goede doelenacties. Of tijdens de autowasdag als er geld ingezameld wordt voor het jaarlijkse jeugdkamp. De Jeugdspeelweek in de zomervakantie, elk jaar weer een goede klant. En alles pro Deo, uiteraard. Ik voorzie een nieuwe economie op deze manier. Eentje die niet meer is gebaseerd op handel maar op goedgeefsheid. En zeg zelf, daar hebben we op dit moment meer dan ooit behoefte aan. Want de wereld lijkt wel op drift geraakt. Vluchtelingen stromen van alle kanten toe. Regeringsleiders zitten met de handen in het haar. Wat te doen? Bed, bad en brood bieden? Maar dan komen er alleen maar meer! Je vraagt je af hoe ze dat in Libanon en Jordanië doen. In ons land schreeuwt Wilders al moord en brand als er 10.000 moeten worden opgevangen, maar daar heeft men plaats voor miljoenen vluchtelingen. Hoe blijft zo’n economie draaien? Leven van de geef gaat voor een ontvanger wel, maar hoe blijf je geven? Kennelijk lukt het ze daar. De journalist Joris Luyendijk stelt in zijn laatste boek de bankenwereld aan de kaak en roept dat dit niet zo door kan blijven gaan. Het moet anders. Beter. En ik weet hoe. We gaan weer geven. Wij onze bloemen, de bakker zijn brood, de slager zijn vlees. Laten we het gewoon een jaartje proberen. Kijken of het kan. Weer een belletje. Een koper van de veiling. ‘Heb je voor mij nog een paar karretjes wit voor de Moederdag?’ ‘Nee, sorry, dat gaat niet.’ ‘Waarom niet?’ ‘Tja, da’s een lang verhaal…’ |