Menu Content/Inhalt
Pinksterhaas
maandag 25 mei 2015

ImageIk loop met een schop naar de graskant naast de kas. Daar ligt hij. Z'n ogen open. Bebloede kop. Beschadigde achterpoten. Met een paar steken in de grond breng ik zijn laatste rustplaats in orde. Is het gat zo groot genoeg? Ja, dat moet kunnen. Voorzichtig grijp ik hem in zijn nekvel, een door merg en been gaande schreeuw tot gevolg. Dat herken ik! Zo klonk het vanmorgen ook!

Het was half vijf. Wakker geworden door krijsende eksters had ik mijn benen naast het bed geslingerd. Die rotkatten weer! Word je niet wakker van hun gemiauw voor het slaapkamerraam dan zijn het wel die vermaledijde eksters die hun nest proberen te beschermen. Ik keek door het raam of de katten op de vensterbank zaten. Nee? Vreemd.

Toen zag ik in de schemering aan de overkant Victoria en Karel door de berm sluipen, tussen het hoge gras door. Vanuit een boom werden ze in de gaten gehouden door twee luidruchtige eksters. Dus toch. Moeder en zoon op het oorlogspad. Zou ik ze maar naar binnen halen? Over een uur liep de wekker weer af. Misschien dat er dan nog een uurtje slaap in zat.

Ik deed de voordeur open en floot naar de jagers. Maar die keurden me geen blik waardig. Andere dingen aan hun hoofd. Ik zag ze richting slootkant tijgeren. Plotseling luid geblaas, een hoge, snerpende gil en vervolgens een plons. Wat was dat? In m'n onderbroek deed ik een paar stappen buiten de deur. Wat zwom daar nou?

Ik besloot mijn trainingsbroek maar even aan te gaan trekken. Stel je voor dat de buurvrouw ook wakker was geworden. In de slaapkamer zag ik dat Ineke voor het raam stond. 'Wat is er?' vroeg ze. 'Ik weet het niet zeker, maar volgens mij ligt er een beest te verzuipen in het water.'

Samen liepen we even later naar buiten. Ik speurde het water af. De twee katten zaten nog steeds aan de overkant in de berm. De eksters vonden het te druk worden, luid krijsend gingen ze terug naar hun nest. Zij wel. Opeens zag ik aan onze kant van de sloot een kop met twee grote oren drijven. 'Daar!' riep ik naar Ineke.

Voorzichtig liet ik me van het talud richting sloot zakken. Een haas! Vlak onder me, met angstige ogen kijkend naar het volgende gevaar dat opdoemde. Na enig aarzelen, (zou zo'n beest bijten?) pakte ik hem met een snelle greep in zijn nek gooide hem in één beweging op de kant, vlak voor de voeten van Ineke. Ze schrok zich wezenloos. 'Je gooit hem bijna tegen me aan! Ik ben helemaal nat!'

Even later bekeken we onze vangst. Een haas met bebloede kop, drijfnat, doodsbang en bewegingloos, op het kloppen van zijn hart na dan. Wat nu? We besloten hem maar te laten liggen, zelf weer te gaan slapen en later te kijken hoe het met de drenkeling was. Een uur later, toen ik naar de tuin ging, lag hij er nog net zo bij. Dat zag er niet goed uit.

'Zullen we de dierenambulance bellen?' Een whatsappje van Ineke om negen uur. Tegelijkertijd kwamen Sam en Edith met de haas op een handdoek de schuur in. Ook zijn achterpoot was flink gehavend zagen we nu. Misschien eerst aangereden waarna katten en eksters de jacht hadden geopend? We zullen het nooit weten. 'Nee joh,' schreef ik Ineke terug, 'dat beest moet gewoon dood.' En dus brachten Edith en Sam hem alvast naar zijn begraafplaats naast de kas.

En zo sta ik een kwartiertje later met de schop in mijn handen. Daar ligt de paashaas, op tweede Pinksterdag. Zijn roemloos einde nadert. Arm beest. Laat ik hem maar uit zijn lijden verlossen. Ik zet de schop op zijn nek en doe mijn ogen dicht. Voor even voel ik mij een dierenambeulancebroeder...

 

Klik hier!

Klik hier
designed by www.madeyourweb.com