Het mannetje 6 (Zonde, de grootste vijand) |
donderdag 19 oktober 2006 | |
De kerkelijke gemeente van het mannetje, en hij zelf dus ook, zit nu, oktober 2006, middenin de zogenoemde '80-dagen-tijd'. Geen tijd van vasten, maar van bezinning op het wonder van genade aan de hand van het boekje 'Passie voor God' van Aad Kamsteeg. Zo'n dertien groepen gaan om de twee weken met elkaar in gesprek over onderwerpen als 'Hartstocht voor God', 'Zonde, de grootste vijand' en 'Het feest van genade'. Een van de eerste vragen die op kwam tijdens de bespreking in de groep van het mannetje was of ze dit nu nodig hadden. Zouden ze na zo'n periode van tachtig dagen opeens veel hartstochtelijker van de Here gaan houden? Maakten ze zichzelf niet teveel illusies als ze dachten dat een tijd van toewijding zo'n resultaat zou hebben? Al vrij snel was er echter overeenstemming dat je als christen zulke periodes heel goed kunt gebruiken om een stuk verdieping aan je geloofsleven te geven. Net als in een huwelijk kan je relatie met God verworden tot een gezapig gebeuren waarin de sleur het voor het zeggen heeft. Door met elkaar in gesprek te gaan over hoe het staat met je liefde voor God en welke plaats de zonde in je leven heeft, gaat Gods liefde weer meer voor je leven. Dan ga je jezelf er weer over verbazen hoe het toch in de wereld mogelijk is dat God van mensen kan houden! Het mannetje heeft er soms geen woorden voor. Hij voelt zich al niet zo groot, maar tijdens zulke gesprekken lijkt hij nog verder in elkaar te schrompelen. Het mannetje deed op de avond over 'Zonde, de grootste vijand' een belangwekkende ontdekking. Tenminste, ontdekking... Het zal echt niet de eerste keer zijn geweest dat hij er bij stil stond, maar toch. Want terwijl hij samen met zijn broertjes de macht van de zonde in hun gezamenlijke leventjes besprak, drong het ineens tot hem door wat de eigenlijke betekenis is van die gelijkenis in de bijbel over de farizeeër en de tollenaar. Beiden zijn in de tempel, beiden bidden tot God. De farizeeër geeft een opsomming van wat hij allemaal voor de Here heeft gedaan en nagelaten en dankt God voor het feit dat hij niet zo is als die tollenaar. Die, op zijn beurt, weet alleen maar een 'Here, wees mij zondaar genadig' uit te brengen. En wat staat er dan? De tollenaar keerde gerechtvaardigd naar huis... De man die veel voor de Here dacht te doen, er werk van maakte om te leven naar de geboden, versus de man die er in de ogen van de Joden een potje van maakte. En wat zegt Jezus? Het gebed van de laatste was de Here aangenaam omdat er nederigheid en afhankelijkheid uit sprak. Het mannetje besefte dat dit in zijn eigen leven ook van toepassing was. Hoe vaak was hij niet bezig geweest om te breken met allerlei zonden die hem het leven niet zoet maar, bij nader inzien, zuur bleken te maken? En hoe vaak waren die pogingen vruchteloos gebleken? Om moedeloos van te worden. Wat zou het mooi zijn om een zondeloos mens te zijn, hij kon verlangen naar die Dag. Maar ja, zover was het nog niet. En nu dit: Wees mij zondaar genadig. Alsof God zelf hem influisterde dat het Hem niet gaat om mensen die zo volmaakt mogelijk proberen te leven, maar om kinderen die beseffen dat ze afhankelijk zijn van genade. Die er weet van hebben dat ze mensen zijn met lek en gebrek: Na een tijd van geloofsopleving en groot vertrouwen op God sijpelt de wil om dicht bij God te willen leven weer weg door dat lekgaatje en moet er weer opnieuw op de knieën worden gegaan... Zondige mensen zíjn niet volmaakt. Dat was alleen de Here Jezus. Híj kon dat wel: Op God vertrouwen en blijven vertrouwen. Hij leek dan ook in alles op gewone mensen, behalve in zondigheid. En dat maakt een groot verschil. Zo keerde het mannetje die avond gesterkt naar huis. Leven naar Gods geboden en strijden tegen de zonde had voor hem opeens een ander doel gekregen: Niet om daarmee aan Gods wil te voldoen en misschien ook nog een beter christen te worden. Nee, het zou hem er voortaan om te doen zijn des te beter te beseffen hoeveel genade hij nodig heeft. Het zou hem nederiger maken. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden. (Lucas 18 : 14) |