Het mannetje 11 (Kerstfeest) |
vrijdag 22 december 2006 | |
De Kerstdagen staan weer voor de deur. Dagen vol met kerk, eten, familie en gezelligheid. Ook voor het mannetje. Dagen vol herinneringen. Aan vroeger. Die goeie ouwe tijd... Met het hele gezin om tafel, het water in de mond lopend vanwege de heerlijke konijnenbouten die daar in de pan nog lagen na te sudderen. Nee, bij het mannetje thuis geen Flappietaferelen. Er werden geen tranen gestort om vermeend dierenleed. De beestjes die een maand of negen waren vertroeteld en vetgemest met etensresten werden een paar dagen voor de Kerst vakkundig ont-manteld in de schuur terwijl het mannetje daar genoeglijk bij in zijn handen stond te wrijven. De voor- en achterpoten, het borststuk, de lende, de niertjes en de lever, ja zelfs de kop (!) kwamen in de vloeibaar geworden Croma terecht om vervolgens urenlang te worden gebraden. Ach ja, die goede jeugdherinneringen... Kerst, het feest van de komst van Jezus Christus, Zoon van God, als kindje van Maria en Jozef in een stal in Bethlehem. Voor het mannetje is in de loop van de jaren steeds duidelijker geworden waarom het nodig was dat dit gebeurde. Vroeger, leek alles zo simpel, van God kwam het goede, het kwaad van de duivel, zo zong Rob de Nijs in 'Foto van vroeger'. Daar zat wel iets in, vond het mannetje. Toen hij kind was, toen leek alles zo duidelijk. Wie niet dacht zoals jij, zoals jouw kerk, zoals jouw ouders, die was verkeerd. De Bijbel, Gods Woord, kon maar op één manier worden uitgelegd en daar had je je aan te houden. En nu, zoveel jaren later, besefte het mannetje dat het allemaal zo eenvoudig niet was. Hij heeft moeten leren nuanceren en zichzelf relativeren. Wat kon hij vroeger met grote stelligheid dingen verkondigen over kerk, opvoeding en politiek en wat werd hij nu klein als hij af en toe daar nog eens over nadacht... Tja, waar kwam toch die stelligheid steeds vandaan? Waar komt zeker weten vandaan? Waarom weten mensen allerlei zaken zo ontzettend zeker? 'Ik ben ervan overtuigd dat...' Voor het mannetje gold misschien wel dat hij er vastigheid in zocht. Als immers de zaken die jíj belangrijk vindt maar overeind blijven, dan kun je jezelf ergens aan vasthouden. Treffend dat het Kerstkind Jezus Christus in zijn tijd juist dat soort mensen het meest schokte. Het mannetje moest denken aan al die Farizeeën en Schriftgeleerden die naast de wet van God tal van regeltjes bedachten waar mensen zich aan dienden te houden omdat God dat zou willen. Waar God zijn wet had bedoeld om zijn volk te leren dat ze een Verlosser nodig hadden, het houden van de geboden liep namelijk altijd weer uit op tekortschieten, daar meenden de leiders van het volk dat ze het helemaal zo slecht nog niet deden. Maar als je vervolgens te horen krijgt dat het niet alleen gaat om 'niet doodslaan' maar ook nog dat je je naaste en zelfs je vijand moet liefhebben, dan gaat die vaste grond onder je voeten wel even schudden... En dan blijkt eens te meer dat afhankelijk zijn de mens niet echt goed af gaat. Daar moest het mannetje ook aan denken toen hij in het Nederlands Dagblad een artikel van Gert Jan Segers las over de verdeeldheid van christenen onderling. Zoveel verschillende kerken en nog steeds zijn kerkscheuringen aan de orde van de dag. Segers vraagt zich af of chistenen niets beters te doen hebben dan met elkaar discussiëren over kerkrecht, zondagsheiliging en liturgie. Hij denkt dat het geen utopie is om één te kunnen zijn in hoofdzaken en verdraagzaam als het om zulke bijzaken gaat. Het mannetje gaf hem in zijn hart wel gelijk. Natuurlijk is het verkeerd om elkaar op leven en dood te bestrijden op genoemde onderwerpen. Het verdriet dat dit teweeg brengt kende het mannetje dan ook van nabij. Hij dacht er weleens over na hoe het toch mogelijk was dat mensen die elkaar na dit leven in de hemel weer tegen zouden komen hier op aarde niet bij elkaar in de kerk wilden zitten. Alsof dan en nu geen verband met elkaar houden. Maar verder was het mannetje toch een stuk minder optimistisch dan Gert Jan Segers. Want de hoop dat het hier op aarde mogelijk is om als christenen een grotere eensgezindheid te vertonen, nee, die had hij niet. Soms, heel soms, dacht het mannetje ook te weten waarom dat was. Hij vermoedde dat God, de hemelse Vader, zijn kinderen wilde leren dat ze ook daarin afhankelijke kinderen zouden blijven. Het blijft hier op aarde een les in 'bij wie moet je zijn?' Bescheidenheid, de ander hoger aanslaan dan jezelf, voeten wassen, het komt niemand aanwaaien. Daar hoeft ook niemand zich voor te schamen. Er was eens een kindje dat geboren werd in een stal. |