Het mannetje 12 (Nieuwjaarsreceptie) |
zondag 07 januari 2007 | |
Had je familie, vrienden en buren een uitgebreide kaart gestuurd met daarin de beste wensen voor 2007, moest je het op 1 januari en de dagen erna nog eens gaan herhalen als je al die mensen weer tegenkwam... Hij kon er bewondering voor opbrengen dat iemand het voor elkaar kreeg, toevalligerwijs eveneens samen met twee broers, een bedrijf op te bouwen dat zelfs tot in China betrekkingen had. Dat zag het mannetje hem nog niet nadoen. Ook de wijze waarop deze man over zijn medewerkers sprak klonk goed. Iedereen moest het naar zijn of haar zin hebben. Aandacht voor elkaar, voor goede verhoudingen onderling. Paste iemand niet op de ene vestiging dan zocht men een werkplek elders in het bedrijf. En het had hem geen windeieren gelegd. Mooie bedrijven, dito huis, een Maserati voor de deur, meerdere malen per jaar op vakantie, een huis laten bouwen alvast in Rotterdam, enz. Het prikkelde de nieuwsgierigheid van het mannetje. Voorzichtig stelde hij de man de vraag of hij ook een levensfilosofie had. Waar deed hij het allemaal voor? Want ja, iedereen wordt ouder en gaat een keer dood en wat dan? Terwijl hij het vroeg zag hij de man aarzelen. Alsof hij zich plotseling ging bedenken wat precies de bedoeling van de vraag was. Hij begon met te zeggen dat hij was opgevoed met de gedachtengang dat je iets van je leven moest maken. Mensen zijn er om met elkaar om te gaan. En als bedrijf geef je daar vorm aan. Ook in de manier waarop je producten maakt en verkoopt. Liefde ervoor hebben. Niet maar de tijd in de gaten houden en je geld ophalen als diezelfde tijd om is, maar met hart en ziel je er voor inzetten. Tja, en na dit leven... Dat vond hij moeilijker. Roomskatholiek opgevoed, maar of er na dit leven echt iets is als een hemel? Moeilijk, moeilijk. En na even denken zei hij dat hij het toch niet anders zou doen dan nu. Maar ook dat hij bewondering had voor familie van het mannetje die een zoontje had verloren door een ongeluk. Dat hij nog vaak terugdacht aan het geloofsvertrouwen dat zij uitstraalden in die dagen. Omdat ze er vast van overtuigd waren dat hun jongetje in de hemel bij God was en dat zij hem daar terug zouden zien, straks, na dit leven. Hij zelf was bang voor de dood. Voor wat er dan zou komen. Omdat hij het niet wist, hield hij zich er ook maar niet teveel mee bezig. Op dat moment kwamen er twee anderen bij de man en het mannetje staan. Het gesprek spitste zich toe op de vraag hoe erg het was om een kind te verliezen. Maar de man trok het mannetje even terzijde en vroeg nieuwsgierig: 'Maar jij gaat er dus vanuit dat het echte leven nog moet komen?' Het mannetje beaamde dat. Hij gaf het gechargeerde voorbeeld van iemand die hier in het leven tevreden is met een miljoen euro, terwijl er in de hemel een miljardenschat klaar ligt. Hij probeerde uit te leggen dat geld, bezittingen en status zo'n beperkte levensduur hebben en dat het daarom niet wijs is om je daar op te richten. En hoe belangrijk kunnen zulke zaken niet voor een mens worden? De man was het niet met het mannetje eens. Status deed hem niets, zei hij. Ze hadden als bedrijf een aantal Smarts rijden en daar reed hij met net zoveel plezier in als in zijn Maserati. Nee, als hij dat soort stoffelijke zaken niet zou hebben, dan zou dat weinig invloed uitoefenen op zijn welzijn. Het mannetje glimlachte en zei dat hij dat waarschijnlijk pas echt zou weten als die dingen van hem werden afgenomen. Maar de man hield voet bij stuk. Maar, vroeg het mannetje toen, stel dat er een hemel zou zijn, hoe kom je daar dan? Tja, daar had de man niet een-twee-drie een antwoord op. Want als je al niet gelooft dat er een hemel is... Als er een hemel is, dan komen we er allemaal, klonk het toen lachend. Waarop het mannetje antwoordde dat ook de Saddams en Hitlers daar dus zouden komen. Misschien op een strafbankje, zei de man... Het mannetje ging met een hoofd vol gedachten huiswaarts. Hoe kom je in de hemel? Door zo goed mogelijk te leven? Het mannetje wist wel beter. Het ging om geloof, niet om daden. Nee, de naam van zijn Verlosser had hij niet genoemd. Jezus Christus, Gods Zoon die aan het kruis op Golgotha had betaald voor de zonde van de mensheid. Hij had Hem niet genoemd. Waarom niet? Was dat niet beter geweest? Het mannetje wist het niet. Misschien was de man aan het denken gezet. De Here wist het. Hij hoopte dat de man een gelukkig 2007 zou krijgen. |